Drek

Met duizenden zijn ze. Afkomstig uit het buitenland. Vandaar allicht het rare kleurtje. Eenmaal hier, kweken ze als konijnen. En lawaai dat ze de godganse dag maken. Ongemanierd bovendien. En ­altijd in groep, de buurt terroriserend.
Wie?
Wie anders dan de 7.000 halsbandparkieten die het Brusselse luchtruim onveilig maken? Volgens een telling van Natuurpunt dit weekend herbergt de hoofdstad een gigantische populatie aan groene, exotische minipapegaaitjes.
Dat ‘natuurwonder’ komt uit de toverhoed van Guy Florizoone, in 1974 directeur van de Meli-zoo aan de voet van het Atomium. Omdat het park geen dieren meer mocht houden, besliste Florizoone toen om alle vogelkooien open te zetten – Brussel kon volgens hem ‘gerust wat meer kleur gebruiken’.
Vele uitgevlogen soorten stierven in de winter door ondervoeding, één specie overleefde moeiteloos: de halsbandparkiet.
In een virulente strijd op leven en dood gingen de koppeltjes vervolgens het gevecht aan met de lokale fauna en flora – een beetje zoals de Italiaanse maffia in diezelfde periode New York ging domineren. Misschien kampt het fel kwetterende en bazige vogeltje daarom met een negatief en driest imago.
En toch: het blijven sympathieke beestjes. Hoog gezeten in de bomen schijten de ­parkieten op van alles en nog wat: poedels, bejaarden, wagens, politici, joggers, ­bankjes, stadsambtenaren – het maakt niet uit, iedereen onder de drek.
Als je het mij vraagt? Met zijn lak aan goede manieren is de ­halsbandparkiet de vliegende variant van Manneke Pis.
 
(Verscheen eerder in De Standaard)

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *