Brand van de Notre-Dame: een prachtig vuur

Vier vage intuïties bij de Notre-Dame.

  • Ik vond de brand prachtig om zien. Dramatisch, drukkend, en indrukwekkend als schouwspel van kleuren, schakeringen en contrasten. De dikke, sponsachtige wolken van rook, die als een stuwende, grijze strafcolonne over Parijs trokken –letterlijk en figuurlijk adembenemend. Of de volle oranje, smeuïge gloed in de middenbeuk –van boven bekeken een uitgegraven kruisvorm gevuld met smeltende lava, alsof Christus zelve de grond van een merkteken voorzag. Tevens het helrode, helwitte, helblauwe licht rondom en achter de mauve rozetten oplaaiend, terwijl het dak in de vlammen en de vlammen in de nacht opgingen: nooit eerder misschien fonkelde het glasraam van de mozaïeken zo gebald, zo verheven, zo scherp afgetekend –door de vensters naar de vlammen kijken, leek als kijken naar een wereld achter de wereld. Het vuur ontstak in de kerk een ongekende prozaïsche rijkdom. Het merkwaardige licht kwam bovendien niet van buiten, van de zon, maar van binnen –alsof de mens (per ongeluk, door dom toeval) God als kunstenaar naar de kroon stak in zijn eigen heiligdom en atelier. Maar bovenal blijft mij het houtskolen skelet van het spitse torentje bij, dat zwart geblakerd was, terwijl het vuur alle gaten en rondbogen schijnbaar doorluchtte: alsof een engel en een duivel in lange gewaden aan het wedijveren waren, spuwend en stotend naar elkaar. Dansend en drachtig van een verschroeiende leegte. Met andere woorden, zelfs in haar vernietiging schitterde de Notre-Dame.
  • 16 april. Daags na de brand. Alle kinderen, vanaf dan geboren, gaan de Notre-Dame nooit kunnen ervaren zoals ik ooit deed tijdens het obligate Parijstripje in het middelbaar. Namelijk als ontzagwekkend. Als een monument, groter dan het bestaan zelf, tegelijkertijd vol littekens van leven en gewezen leven, maar zeker van de toekomst. Sinds deze week is de Notre-Dame een ruïne, een uitgebrand kot. De schade lijkt op het eerste gezicht nog mee te vallen, maar experts vrezen grote, onvoorziene moeilijkheden bij de heropbouw. Hoe gaat dat het zelfbeeld van Parijs en bij uitbreiding van Frankrijk en zijn inwoners beïnvloeden? Kan de Notre-Dame ooit nog die collectieve, constructieve rol spelen, die trots en arrogant maakt, dus typisch Frans? Of dichter bij huis: wat is Brugge eventueel zonder zijn Belfort? Gent zonder zijn Gravensteen? Brussel zonder zijn gotisch stadhuis? Denk dat weg, wat blijft dan nog over van de lokale identiteit, buiten rouw en een immens, onverklaarbaar gemis? Materie (gekerfd door betekenis, verweerd door duizenden kleine aanrakingen) stut de geest –materie maakt fier, maakt bescheiden, oriënteert, roept emoties op, beïnvloedt, concentreert gedachten, verankert gevoelens, slaat gedachten op. De Notre-Dame is sinds deze week voor sommigen echter een herinnering geworden, geen tastbare zekerheid meer; de ramp verdeelt de bevolking voortaan in twee groepen: diegenen die de kerk in volle glorie zagen en diegenen die enkel de vergane glorie zullen kennen. 15 april, even vóór 19.00 uur, het moment dat de eerste vlammen uitslaan, markeert daarom een einde (waarvan het einde nog niet in zicht is), en tegelijkertijd een generatiebreuk. Er bestaat een vóór en een na. Dat maakt de brand (in termen van Badiou) tot een evenement, een historisch moment, dat een dwingende mogelijkheid tot verandering met zich meebrengt.
  •  Van levend organisme tot aards puin. De beelden van de brand riepen bij mij onwillekeurig associaties met de oorlog op, met bombardementen of aanslagen uit de Tweede Wereldoorlog, zoals ik die geregeld op televisie of documentaires op Canvas zie. Het gaat dan weliswaar om andere gebouwen, duidelijk ook om heel verschillende omstandigheden, maar louter visueel gesproken zijn de gelijkenissen treffend. Een ervaring uit het verleden –in feite fictie voor mij– kreeg daardoor ineens een hedendaagse pedant, een actuele invulling. En daarom, vreemd genoeg, vond ik de afspiegeling van de brand (of wat ik ervan live zag via sociale media) niet echt indringend, angstaanjagend, uniek of grotesk. Alsof ik het al eens eerder meegemaakt had. Alsof ik het herkende, en wist wat komen ging. Terwijl ik nochtans nooit eerder rechtstreeks getuige ben geweest van de neergang van een gebouw met een dergelijke cultureel, historische, identitaire en architecturale waarde, dat zo diep verankerd zit in een samenleving. De Twin Towers reken ik niet tot die categorie, want te Amerikaans, te modern, en bovenal te politiek. Elke referentie naar 9/11 vind ik zelfs ongepast, intellectueel ordinair. Omdat de brand in de Notre-Dame ten diepste een ongemakkelijke kwetsbaarheid blootlegt, namelijk dat cultuur niet zonder materiële dragers kan (niet volledig zuiver geest is dus), en dat cultuur niet alles overwint, en al zeker de tijd niet (de grootste vijand van alles en iedereen) –cultuur is nooit helemaal verworven. De aanslagen in New York waren daarentegen een reactie ‘tegen’ een concrete inkleuring van een cultuur, een spel van actie en reactie. De banaliteit van het kwaad van de Notre-Dame ligt daarentegen in het ontnuchterend besef dat een object als een kerk, nochtans gebouwd voor de eeuwigheid, en al miljoenen keren argeloos vastgelegd op foto, van hout en steen blijft. En dat een enkele vonk het gebouw in lichterlaaie zet. Het choquerende is dat het zo onooglijk, zo snel kan gaan.
  •  Wat na de brand? Helemaal tot in detail herstellen, alsof er niets gebeurd is? Of van de gelegenheid gebruikmaken om de Notre-Dame een moderne toets te geven, en de zichtbare gevolgen van de brand proberen te integreren in het geheel – kortom, getuigenis afleggen van haar lotgevallen? Ik vind dat een breed publiek debat waard, tussen politici, burgers, wetenschappers, gelovigen en architecten. Ik wil wel eens de verschillende visies horen, al was het maar om bij te leren. In Brugge, weet ik, leidde de verregaande renovatie van sommige historische panden tot hevige emoties, die na het oplaaien weliswaar terug gingen liggen, maar de onvrede blijft tot vandaag sluimeren. In essentie gaat dat debat om de verhouding tussen de burger en de inrichting van de publieke ruimte. Maar dat debat wordt naar mijn aanvoelen te weinig en te weinig gestructureerd gevoerd, terwijl de urgentie toeneemt (misschien een rare link maar ik denk bijvoorbeeld aan de stuitende en symptomatische arrogantie waarmee bedrijven als Lime hun elektrische steps dumpen in het straatbeeld). Mogelijk kan de brand die gevoeligheid oppoken (pun intended) –en ontstaat zo een vernieuwde aandacht voor zoiets waardevol maar ondergewaardeerd als collectief en historisch patrimonium.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *