Donderdagavond was een gedeelte van Google onbereikbaar in China. Een blokkade, gecoördineerd door de autoriteiten in Peking, luidde de eerste verklaring. De nieuwe Chinese muur is digitaal.
Het land van de zon blijft een donker kluwen voor het Westen. Meeneemchinees: multiculturaliteit met mes en vork, en kroepoek. Tot daaraan toe. In ’t echt boezemt de totalitaire opmars van China angst en afkeer in.
In onze ogen een land van ontologische zelfopoffering. Leven is er het lachen niet waard, tenzij steels, in de duik om het eigen, naamloos leed.
Onder de wereldnaties ook de vrijbuiter die de wetten van fatsoen reduceert tot wat ze zijn: opsmuk en esthetiek in een strenge strijd om het leven.
Internet? Niet nodig. Gevaarlijk zelfs. Miljarden oncontroleerbare bits. Moderne nomaden. Huidig president Hu Jintao heeft veel weg van Qin Shi Huangdi, de keizer die China verenigde en die het land van de buitenwereld afsloot door de bouw van de Grote Muur. Beide heren: grensfetisjisten.
Wat doet Google? Niets. Openheid is maar een nichterige modegril. Niets om je echt druk om te maken, wauwelt het bedrijf kniebuigend voor Peking. ‘Laf’ en ‘Google’ in één zoekopdracht: bijna 1 miljoen hits.
Vandaag ook in het nieuws: de profielen van duizend facebookgebruikers gehackt en op het net gegooid. We klagen over de spleetogen, maar eigenlijk zijn we geen haar beter. Oost en West in hetzelfde horrorverhaal van een gebrek aan privacy, identiteit en eigenheid.
De 21ste eeuw? Zieltogend. Een tijdperk van louter uiterlijke verschillen. Een opbod van maskerade en leegte.