Glimmende schoentjes van kunststof, de sokjes tot net boven de knieën getrokken, strakke shirtjes in pastelkleuren. Elke dag uren bezig met het aftrainen en afjakkeren van lijf en leden, in de aanwezigheid van andere, even kloeke en impressionante mannen – venten met kotjes, staalhard als een rasp, en met hespen van dijen, en kuiten gelijk beton. Nadien ook samen onder de douche, tegader naar de sauna, in elkanders walmen van zweet en drup.
Tegenwoordig ook allemaal modieus gekapt, baard en snor en teelbal getrimd. De meesten gemanicuurd, en bepakt en gezakt met het zacht gelooid leder van Louis Vuitton. De moderne voetballer? Geen boer meer, zoals de pottenstampers van vroeger, maar een prinsesje nu, een potig poppemieke op het veld.
En na de match meteen richting de masseur, in slip genietend van de handen en de spankracht, diens in olie gedrenkte vingers, diens zachte en harde kneepjes, en de langdurige, langzame strelingen van de overbelaste rugspieren.
En tijdens de wedstrijd zelf? Tikje tegen de kont van de tegenstander, balletje trek, truitje omhoog bij het scoren, groepsknuffels, voor dekking moeten zorgen, stellig en obsceen naar het kruis grijpen.
Ja, Anthony Vanden Borre, die heerlijke schlemiel van paars-wit, heeft gelijk. De kleedkamer van Anderlecht, dat gesloten heiligdom van testosteron, zit wel degelijk vol ‘janetten’. Alleen vreemd dat de rechtsachter dat nu pas beseft, en niet vorig jaar, toen zijn club in dat felroze speelde – een roze dat zelfs homo’s te nichterig vonden.
(Het stukje verscheen eerder al in De Standaard)