Een fonkelnieuwe voetgangerszone mag dan electoraal scoren, de hoofdstad kraakt ook onder toegenomen straatcriminaliteit en politieke schandalen. Er zijn te veel mensen dakloos en een deel van de Brusselaars is nog altijd homofoob. Verandering of hetzelfde, wat kiest Brussel straks?
Donkere mannen in fluovestjes die instructies naar elkaar roepen, het metalig getik van hamertjes op steen, een draaiende motor van een graafmachine, sonoor geklop van een trilstamper om de grond te effenen –als een kolonie werkmieren moeten de arbeidskrachten het onmogelijke voor elkaar krijgen: vóór de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober de voetgangerszone van Brussel-Stad afkrijgen. Gelukkig niet helemaal, maar toch minstens de strook tussen De Brouckère en de Beurs, daar waar toevallig de meeste toeristen en inwoners komen.
Of het gaat lukken? Twijfelachtig. Maar dat maakt weinig uit. Nu al toont het gezellig, met de zitbankjes en de grasperkjes in het midden van de weg. Ook de winkels aan weerszijden, vroeger donker en oubollig, krijgen een update en stralen meer klasse uit –de flitsende klasse die een laan verdient.
Wat het circulatieplan voor Gent betekent, is de voetgangerszone in Brussel: een ingreep die electoraal lonend werkt, omdat het in relatief kort tijd aantoonbaar en positief het verschil maakte. Daarom ook pakt het stadsbestuur uit met de realisatie. Het staat immers voor bestuurlijke durf en planmatige vernieuwing; en tegelijk belichaamt de herwonnen publieke ruimte (op de wagen) de keuze voor leefbaarheid en voor levenskwaliteit – een thema dat in de meeste grote steden de campagne domineert.
En dat zelfs de luidste critici – de handelaren, de zelfstandigen – ondertussen hun verzet tegen de voetgangerszone afbouwden, of minstens bijstelden, toont de onvermijdelijke aantrekkingskracht ervan. Daarom lijkt de positie van burgemeester Philippe Close (PS) enigszins onbedreigd. In debatten, voor zover die een graadmeter vormen, komt hij helemaal niet zenuwachtig over – of toch niet als iemand die moet vechten voor zijn voortbestaan.
Toegenomen straatcriminaliteit
Dat mag verbazen, gezien de turbulente, weinig benijdenswaardige overname van de macht. Maar achteraf bekeken is het beste wat Close kon overkomen Yvan Mayeur. Want Close, nooit echt een stemmenkanon, plukt nu de vruchten van wat zijn voorganger zaaide, en kreeg na diens val een unieke kans om zichzelf te zuiveren.
Waarom de vruchten? Omdat Close de bonus kan opstrijken, terwijl Mayeur het moeilijkste werk deed: de politieke forcing doorvoeren, en weerstand bieden. Om te beginnen tegen zijn eigen coalitiepartner MR, maar ook tegen buurtbewoners die vonden dat hij niet ver genoeg ging, tegen kwade Brusselaars uit de rijke rand die niet meer met de auto naar het centrum konden, tegen mediafiguren en nationale politici die elk klein foutje uitvergrootten, tegen de politie die klaagde over toegenomen straatcriminaliteit – kortom, tegen iedereen die wachtte tot hij faalde, en met zijn hoofd tegen de muur liep.
Maar dat deed hij niet, of toch niet in dit dossier. Integendeel, hij zette koppig voort, ondanks de vijandige reacties en winkeliers die hem zelfs de toegang tot hun zaak ontzegden. Over details wilde hij nog wel debatteren – zoals over de lussen – maar aan het fundamentele principe werd niet meer gemorreld.
De discussie over het nut van een autovrije zone werd (helaas, gezien de omstandigheden) beslecht op 22 maart 2016: van overal kwamen mensen spontaan samen om de aanslagen in de metro en de luchthaven collectief te verwerken. Wekenlang brandden omstanders kaarsjes, op de trappen van de Beurs lagen bloemen, op het asfalt schreven omstaanders boodschappen van liefde en hoop: de voetgangerszone, die Zuid met Noord verbindt, Vlaanderen met Wallonië, Europa met de rest van de wereld, toonde welk een kracht kan uitgaan van een ‘lege’ symbolische plek, waar mensen elkaar in volle kwetsbaarheid kunnen ontmoeten – en versterken.
Het schandaal te veel
Maar diezelfde koppigheid, waarmee Mayeur ingrijpend het straatbeeld van Brussel veranderde, luidde ook zijn ondergang in. Misschien nog meer dan het effectief ontvangen van zitpenningen om te zetelen in het bestuur van Samu Social, een daklozenorganisatie, zette vooral zijn reactie op de onthullingen kwaad bloed. Voor een socialist toonde hij namelijk een ontstellend gebrek aan inlevingsvermogen toen hij zei niet aan ‘vrijwilligerswerk’ te doen – een uitspraak die als een rode lap op een stier werkte, en die hem nog onsympathieker maakte dan zijn al stuurs imago.
Eén voor één namen zijn medestanders afstand, uit angst om zelf in de klappen te delen. De druk groeide tenslotte om op te stappen, niet in de laatste plaats binnen de eigen partij, die ondertussen zag hoe het ‘maagdelijke’ PVDA oprukte in de peilingen, en de Franstalige socialisten via links voorbij stak.
Politiek is intens en onverbiddelijk, dus verdween Mayeur op het offerblok om een groter onheil te voorkomen. Close, de eerstvolgende in de hiërarchie, werd de nieuwe burgemeester van Brussel-Stad (veel vroeger dan intiem gehoopt). Niettemin, Close wist dat, indien hij wilde slagen, hij snel moest handelen. Want het probleem-Mayeur ging misschien in eerste instantie over de man en zijn gebrekkig beoordelingsvermogen – in essentie ging het om een systeemfout, die op een totale manier ontwrichtend kon uitpakken, tot en met de ontmanteling van de PS-fractie. Dus moest Close schoon schip maken en de verpersoonlijking worden van een nieuw, proper beleid – door niet alleen te snoeien in de eigen lange lijst met betaalde mandaten, maar door alle ‘postjes’ van het gemeentebestuur kritisch onder de loep te nemen. Gevolg? Brussel schrapte meer dan de helft van de mandaten (en lijkt nog steeds te functioneren).
Minstens in de perceptie komt de actie van Close als noodzakelijk en fatsoenlijk over, al was het met lange tanden. En komt daarbij: niemand heiliger dan de paus. In de Brusselse politiek, door zijn ingewikkelde structuren en historisch gegroeide evenwichten, zit iedereen overal wel ergens in – zowel leden van de meerderheid als de oppositie, die Close op dat punt geen pijn meer kunnen doen. Ook de bevolking lijkt een dik jaar later de schandalen te zijn vergeten, afgaande op de stabiele peilingen, waar de PS afgestoken de grootste blijft.
Wat de PS natuurlijk ook helpt: Alain Courtois, de belangrijkste uitdager van Close. In het dossier van het Eurostadion door partijgenoot en premier Charles Michel (MR) nog uitgescholden geweest voor ‘amateur’, lijkt Courtois eerder op dodelijke routine campagne te voeren. Omdat het moet, bij gebrek aan betere kopmannen bij de liberalen. Hij straalt allesbehalve de gretigheid uit van een kandidaat-burgemeester die wil winnen. Dat voelt het electoraat.
Driest aantal straatdoden
Blijft de vraag: gaat het goed met Brussel-Stad? De aanslagen van 22 maart gaven de hoofdstad een dreun vanjewelste, maar de gemeente (de grootste van de negentien) kroop geleidelijk uit het dal; de toeristen komen terug. Via wijkcontracten probeert het bestuur achtergestelde buurten op de rails te krijgen. En door het openen van een nieuw politiecommissariaat in Neder-Over-Heembeek gaf het centrum het signaal dat het wel degelijk aandacht heeft voor de noden van de periferie.
Toch moet het volgende bestuur, allicht een verderzetting van de huidige coalitie, de komende legislatuur eindelijk eens deftig werk maken van een oplossing voor de Alhambrawijk, waar buurtbewoners elke avond clashen met de sekswerkers en luidruchtige klanten. Ook het Nederlandstalig onderwijs kan enkele nieuwe scholen gebruiken.
Daarnaast slapen heel wat daklozen nog steeds buiten (met vorig jaar een driest record aan straatdoden, met daarbij een opvallende populatie aan Polen), blijft homofobie en seksisme een groot probleem bij een deel van de bevolking, en veiligheid een constante zorg.
Specifiek voor de Vlamingen en de Nederlandstaligen in Brussel-Stad, of toch zeker voor de socialisten, worden het bizarre verkiezingen. Want voormalig sp.a-schepen Ans Persoon, die haar mandaat opgaf in nasleep van Samu Social, komt met een aparte burgerlijst op, waardoor de kans bestaat dat rood (buiten diegenen op de PS-lijst) uit het zicht verdwijnt. Daarvan kan mogelijk Bart Dhondt (Groen) profiteren, of Bianca Debaets (CD&V), die respectievelijk met Ecolo en CDH één lijst vormen. Indien de paarse coalitie voor vier jaar bijtekent, wordt Els Ampe van Open VLD allicht weer schepen.
De erfzonde
Op het eerste gezicht mag het verrassen dat in Brussel-Stad veel bij het gelijke gaat blijven, gezien de schandalen, de negatieve pers en de personeelswissels – maar wie naar de belangrijkste van de andere gemeentes kijkt, ziet dezelfde soort gelatenheid. Campagnes worden niet op de spits gedreven, en de zittende meerderheden tonen zich poeslief voor elkaar. In Anderlecht bijvoorbeeld lijkt burgemeester Eric Tomas (PS) op een verlening van zijn mandaat af te stevenen, want zijn uitdager, de liberaal Gaëtan Van Goidsenhoven, erkent de goede samenwerking in het college – en zegt dat ook met zoveel woorden. Oppositie voeren en tegelijk het beleid verdedigen staat een heldere boodschap in de weg.
In Molenbeek krijgt burgemeester Françoise Schepmans (MR) goede punten van vriend en vijand, deels door haar vranke manier van communiceren na de arrestatie van Salah Abdeslam, de Franse terrorist die ondergedoken leefde in de gemeente. En wat haar positie ook versterkt: de algemene aversie bij de meeste prominenten voor PS-lijsttrekker Catherine Moureaux, de dochter van Philippe Moureaux. Belast met de erfzonde van haar vader en belaagd door interne ruzies, straalt Catherine Moureaux niet het vertrouwen en de vernieuwing uit die ze zelf hoopt te realiseren. Dodelijk voor een volksvertegenwoordiger, wanneer inhoud en boodschapper niet samenvallen.
Bernard Clerfayt (Défi) van Schaarbeek zit al jaren gebeiteld. Hij maakte met zijn pragmatische aanpak zijn gemeente tot modelleerling van de klas: de overheidsfinanciën ogen gezond, de veiligheid verhoogde, de stadsvernieuwing gaat vooruit – en onder Brusselaars op zoek naar een woning staat Schaarbeek met stip aangeduid wegens de gezellige sfeer en het statige patrimonium.
Geen enkele tegenkandidaat beschikt bovendien over dezelfde adelbrieven, maar toch moet Clerfayt binnenkort de moed tonen om de moeilijkste problemen op zijn grondgebied aan te pakken – het beteugelen van de snelheidsduivels die dodelijke slachtoffers maken, en een visie ontwikkelen over de prostitutie aan de noordwijk. Maar daar botst hij vooral op een halsstarrige Emir Kir (PS), de burgemeester van Sint-Joost-ten-Node die onwrikbaar in het zadel zit door zijn trouwe Turkse achterban en die (volgens sommigen religieus geïnspireerd) sekswerkers waar mogelijk het leven zuur maakt.
De kracht van hetzelfde
In Vlaanderen, mede door de N-VA, is ‘verandering’ het electorale buzzwoord bij uitstek, en alle variaties ervan. Maar die oproep stopt klaarblijkelijk aan de grenzen met Brussel, waar de gemeenteraadsverkiezingen vooral veel van hetzelfde zullen opleveren, zo lijkt.
Of is dat een oppervlakkige opmerking? Want hoewel misschien de acteurs op de scène grotendeels dezelfde blijven, lijkt hun manier van besturen toch gewijzigd met de jaren: minder arrogant (Samu Social), minder oubollig (de voetgangerszone), minder autoritair (meer inspraak door burgers). De grootste verandering in Brussel speelt zich daarom misschien – misschien – wel onderhuids af. Onder de oppervlakte, in de diepte. Onzichtbaar.
(Dit artikel verscheen eerder op Apache)