Moeder vroeg vader om een klachtenbrief te schrijven naar de supermarkt. De exacte reden om in de pen te kruipen, weet ik niet meer –ik denk dat het ging om een misaankoop die niet geruild kon worden. Maar moeder meende het.
Vader zette zich achter de computer, en moeder waarschuwde me: ‘Je vader kan goed schrijven.’ En voegde eraan toe: ‘Spijtig alleen dat hij er nooit iets mee gedaan heeft. Leerkracht worden, of journalist.’
Ik knikte maar wist niet wat ze bedoelde. Ik was twaalf toen, denk ik. Nooit heb ik echt geweten hoe mijn ouders naar het leven kijken, hoe ze zichzelf zien, en hoe ze elkaar aanvoelen. Maar achter sommige zaken moet een kind niet vragen.
Vader tikte. Vader werkte twee avonden aan de brief. Printte tenslotte de tekst uit, gaf die aan moeder, en stak een kopietje in een doorzichtig mapje, dat verdween in een lade van een kast. De volgende dag ging moeder met de brief naar de buren, om te laten zien.
Pas later diepte ik de brief op, tussen andere papieren en formulieren. Ik las de klacht, en vond die volgens de regels van de kunst opgesteld: scherp maar toch beleefd geformuleerd, vader sloeg en vader zalfde, hij smeekte en vervloekte, hij dreigde en verleidde, kortom, hij bespeelde feilloos alle mogelijke emoties.
En dat verbaasde me. Want mijn moeder kende blijkbaar een aspect van mijn vader dat mij tot dan toe onbekend gebleven was. Zij wist van zijn kracht, zijn kunde. Want ik las de toon van een man die wist wat hij wilde. Ik herkende de streken van een oude vos, ik zag een argumentatie en een logica voor mijn ogen ontvouwen die niet te ondermijnen viel, en die premisse met premisse verbond tot een staalharde conclusie.
Maar bovenal las ik een auteur die afweek van de vader die ik kende –ik ontdekte een verbetenheid die in geen enkel opzicht overeen kwam met de gedachte die ik had van de zachte, lieve man die liever het conflict vermeed, die goed wou doen voor iedereen, die gezag en debat meed, en het liefst van al luisterde en lachte, en zijn porto dronk.
In het schrift vond mijn vader blijkbaar een dodelijke precisie. Een temperament. Een stijl.
Een stijl, die hij misschien vreesde om verder te ontwikkelen, maar die bij mij indruk maakte.
Want ondertussen schrijf ik zelf. Poëzie. Proza. Propaganda. Al de genres.
Daarom, wanneer mensen vragen waarom ik graag doe wat ik doe, dan moet ik, spontaan als antwoord, altijd weer terugdenken aan moeder die mijn vader vroeg een klachtenbrief op te stellen –hij tikte de brief, stuurde de brief op, en kreeg enkele weken later antwoord van de klantendienst. Dat hij gelijk had, dat het hen speet, dat hij het product mocht komen ruilen, en dat hij bovendien een kortingsbon kreeg bij de volgende aankoop in de winkel.
Toen besefte ik wat taal vermocht. En wat een vader kan aanrichten.