Stanislas Eskenazi gebruikt de zomervakantie om te bekomen van het terrorismeproces in Parijs en om zich tegelijkertijd voor te bereiden op het proces in Brussel, waar hij opnieuw optreedt als advocaat van Mohamed Abrini. ‘Wil ik ontspannen, rijd ik met de scooter langs het kanaal naar Vilvoorde. Veel mooier dan de Seine.’
Hij denkt snel en praat nog sneller. Hij steekt de ene na de andere sigaret op. Hij bokst om zijn teveel aan energie kwijt te raken. En toch kwam Stanislas Eskenazi (1981) zichzelf tegen tijdens het tien maanden durende terrorismeproces in Parijs. ‘Ik ben nog nooit zo moe geweest in mijn leven’, kijkt de advocaat terug op die periode. Maar tijd om te recupereren heeft hij niet: dit najaar staat zijn cliënt, Mohamed Abrini, ‘de man met het hoedje’, in Brussel terecht voor de aanslagen in Zaventem en de metrohalte Maalbeek. ‘Ondertussen wordt hij als een hond behandeld in de gevangenis.’
Weet u nog waar u was op dinsdag 22 maart 2016?
Normaal gezien ging mijn zoon het vliegtuig naar New York nemen, een reis waar hij lang had naar uitgekeken. Maar door een gesprongen appendix moest hij de avond voordien dringend naar het ziekenhuis en mocht hij niet meer vertrekken. Ik vond het zo triest voor hem en stuurde die ochtend nog een foto van de vliegtuigtickets en een huilende smiley naar mijn vrouw, die in Portugal verbleef. Paar uur later: plots mijn zoon aan de lijn. Ik was onderweg naar een cliënt in Antwerpen en zette mijn wagen aan de kant. Papa, papa, il y a eu des attentats à l’aéroport. Ik trilde, kon het niet geloven. Hoe gek is de wereld niet? En hoe snel kan de dood plots komen? Mijn zus was trouwens een van de artsen die hielp met het verplegen van de gewonden.
Heeft Brussel, zes jaar na de feiten, het trauma verwerkt?
Ik denk het. Het Kanaalplan werkt. De spionagediensten staan sindsdien scherper. Sommige wijken werden systematisch uitgekamd. En bij de moslims zelf gebeurde ook een soort van opkuis. De aanslagen toonden op een uiterst pijnlijke manier de effecten van bepaalde preken en propaganda. Daardoor veranderde het discours heel sterk bij veel imams, die ofwel hun toon milderden, ofwel vervangen werden. Dat valt misschien niet op aan de oppervlakte, maar ik hoor dat wel degelijk.
Kunt u trouwens verklaren waarom zoveel jongeren uit Brussel en Vilvoorde voor de lokroep van IS vielen?
C’est jamais clair, je change tout le temps d’idée par rapport à ça. Maar één element lijkt me wel een rol te spelen: een gebrek aan geschiedenis. Ik bedoel: veel van die jongeren zoeken een robuuste identiteit, maar vinden die niet thuis. De ouders vertellen geen verhalen meer, waar die vroeger van generatie op generatie werden doorgegeven. Gevolg? Een gevoel van ontheemding. Ils ont très peu de racines. Als dan iemand langskomt met een alternatief, versterkt door sociale media, worden die jongeren mentaal herplant, in een imaginaire islamitische gemeenschap. Ze gaan iets geloven wat niet klopt. Ik ken Maghrebijnse jongens die zichzelf als Arabier beschouwen, als rechtstreekse afstammeling van de profeet, terwijl dat theologisch, historisch en cultureel nergens op slaat. Maar het werkt wel.
De eerste keer dat u uw cliënt zag: wat dacht u dan?
Ik was kwaad, en hij radeloos. Hij weende. Hij keek de hele tijd naar links en naar rechts. Ik zei dat ik ging doen wat ik kon. Dus nam ik het dossier en begon vragen te stellen, eindeloos veel vragen. Maar ik moest daarna toch even de ogen sluiten en diep zuchten.
Was hij gelukkig u te zien?
Eerder opgelucht.
U gaf uw cliënt ook al eens een kebab, ‘boeuf piquant’. Klopt dat?
Dat wordt gezegd. De politie kwam met dat verhaal naar buiten. Ik kan dat bevestigen noch ontkennen. Maar iemand te eten geven die honger lijdt, lijkt me het meest basale.
Mensen zien in Mohamed Abrini geen mens maar een monster. Wat ziet u?
Ik verwerp wat hij deed; de feiten en de omvang van de operaties zijn inderdaad monstrueus, net zoals de ideologie erachter. In mijn ogen zelfs het equivalent van het nazisme, de gruwelen van Leopold II, of de genocide in Rwanda. Maar ik blijf, ondanks alle omstandigheden, een mens zien. Mag ik herinneren dat hij schuldig pleitte; mijn cliënt erkende zijn verantwoordelijkheid vanaf de eerste dag. Dat vond ik belangrijk.
Toont u cliënt berouw?
Berouw vind ik een moeilijke term als jurist. Het is niet aan mij om in zijn plaats te spreken. Dat deed hij trouwens al in Parijs.
Voelde u zich eigenlijk onderlegd voor de opdracht? Uw expertise is fiscaliteit, het sluiten van miljoenendeals tussen ondernemingen. Een terrorist verdedigen lijkt totaal andere koek.
Ik koos inderdaad voor die specialisatie, enerzijds omdat ik na mijn master mocht beginnen bij Dexia, en anderzijds omdat ik snel geld moest verdienen in die tijd als vader van drie kinderen.
Et vraiment, j’adore le droit fiscal. Maar strafrecht heeft me ook altijd aangesproken, dus leerde ik op mijn eentje bij. Zonder stagemeester in het vak, en door af en toe een dossier aan te nemen naast mijn werkuren. Aan de muren van mijn bureau hing ik posters met leerstof.
En toen kwam plots die vraag om hem te verdedigen, en een zaak als deze kan een advocaat niet weigeren. Toch zei ik eerst tegen de familie: zoek iemand met een sterker profiel, met meer ervaring. Maar hun voorkeur ging uit naar mij.
Waarom zei u ja? Voor de kick?
Mohamed Abrini is niet eerbaar. Pas honorable. Maar hem verdedigen is dat wel. Wie als advocaat juridische hulp kan bieden, moet dat doen. Ook als de zaak je geld kost, zoals in mijn geval. Wat ik ontving van de overheid dekt de kosten aan vervoer en overnachtingen hoegenaamd niet.
U vroeg in Parijs dertig jaar voor uw cliënt. Hij kreeg levenslang. Voelt u zich gefaald als advocaat?
(Stellig:) Neen. Om de simpele reden dat ik niet dacht dat ik ging winnen. En ook: de Fransen hoopten op dubbel levenslang, het werd enkel levenslang. Waardoor hij zeker 22 jaar vastzit, met daarna de mogelijkheid tot vrijlating. Het best mogelijke gezien de situatie. Ik deed enkel mijn job.
U noemde het proces in Parijs ‘op vlak van organisatie een te volgen model’. In het najaar begint het proces in Brussel, voor zijn deel in de Belgische terreurdaden. Wat denkt u?
Sommigen zullen van het proces een marche vers la gloire maken. Ik weet anderzijds ook dat bepaalde advocaten van de verdediging het proces zullen aangrijpen om de zaken echt te begrijpen. De waarheid te vinden, hoe complex ook. Persoonlijk hoop ik dat de rechten van mijn cliënt gerespecteerd worden. In Parijs kon ik bijvoorbeeld makkelijk met hem communiceren tijdens de dag, hier vrees ik ervoor. Alles lijkt zo ingericht om de daders absoluut schuldig te laten bevinden en de verdediging op alle mogelijke manieren te vernederen. Ook in de gevangenis, in Ittre, wordt mijn cliënt momenteel als een hond behandeld; hij moet vierentwintig uur in zijn cel blijven, zonder binnenplaats of mogelijkheid tot bezoek. Mais ils sont fous, quoi.
(op dreef:) Waarom ze dat dat doen? Ter compensatie. Omdat de veiligheidsdiensten faalden. Hun onderzoek was onzin. Een maand voor de aanslagen stond een camera op het huis van Abrini gericht. De opnames werden niet eens bekeken. Een andere belangrijke tip vanuit de gemeenschap werd dan weer compleet genegeerd. Daarom moet mijn cliënt nu boeten, omdat de Belgische veiligheidsdiensten tijden het proces in Parijs wereldwijd vernederd werden. Hij mag zelfs niet eens sigaretten kopen met het geld dat hij toegestoken krijgt van zijn familie.
Kon u tijdens het proces in Parijs, dat in juni landde, de nodige verpozing vinden?
Ik ben in mijn hele leven nog nooit zo moe geweest. Zelfs toen ik vroeger overdag werkte in Le Pain Quotidien en daarna in avondschool mijn rechtendiploma haalde, was het nooit zo erg. In de weken van het proces heb ik geen enkel biertje gedronken, omdat ik wist dat alcohol me verder zou uitputten. Soms vergat ik te eten. En normaal kan ik me makkelijk motiveren om te gaan sporten, maar nu niet. Ik moest mezelf forceren.
En het is niet louter lichamelijk, het is psychologisch. Acht uur per dag, tien maanden lang luisteren naar het verdriet van slachtoffers en nabestaanden: kinderen, ouders, vrienden van gestorvenen die huilend naar het spreekgestoelte komen om te getuigen. En ik die aan de andere kant zit, die van de beschuldigde. Een type waarmee ik in andere omstandigheden perfect een biertje zou drinken. Dat is het drama. Je hoort over al dat leed, en je ziet hem dan, in alle banaliteit. En je vraagt je af: Qu’est-ce qui a merdé, quoi?
Wat hielp om al die miserie even te kunnen vergeten?
Niet lachen, maar met de scooter langs het kanaal van Vilvoorde rijden, veel mooier dan de Seine. Door in Parijs te werken, voelde ik mij nog nooit zo sterk Belg en Brusselaar. J’ai mes snacks, j’ai ma petite bière, j’ai mes petites affaires. Je suis bien ici.
En nu, heeft u momenteel vakantie?
(Sarcastisch.) Vakantie? Wat is dat?
Ik probeer deze zomer zeker twee weken naar Portugal te gaan, waar ik vijf jaar geleden een boerderijtje kocht. En tijdens het jaar neem ik af en toe eens drie dagen. Langer lukt niet met mijn cliënten.
Iets anders. Uw kantoor bevindt zich op het Madouplein. Waarom niet in Ukkel of een minder arme buurt, iets meer passend bij een internationaal gerenommeerde advocaat?
Madou, c’est mon bonheur, quoi. Vroeger had ik een kantoor in de omgeving van Louiza, maar dat was te fake voor mij. Al die magere mensen in kostuum, die niets anders dan granen eten. Ik hou van kebab, eet er vijftien per week. Met de Turkse gemeenschap om de hoek, is Madou ideaal. Ik kijk vanuit mijn kantoor ook uit op het Vrijheidsplein en het Justitiepaleis – twee belangrijke plaatsen voor mij als advocaat.
Voor velen schrikt Sint-Joost-ten-Node af door de hoge migratie.
Mijn moeder, een Turkse met joodse roots, trouwde met een Belgische man, een fotograaf voor Knack. Hoewel geboren in Louvain-la-Neuve groeide ik grotendeels op in Etterbeek, en heb ik dus nooit anders geweten dan allerlei culturen en gemeenschappen die naast en met elkaar leven. Wat me wel ongelukkig maakt? Drugsverslaafden, die bijvoorbeeld in de hal beneden liggen. Af en toe laat ik één in het kantoor een douche nemen. Die mensen kunnen best soms hulp gebruiken.
Maar anders? J’ai mes petites habitudes. Zoals baantjes trekken in het zwembad van Sint-Joost. Ik hou van die plek: nooit veel mensen aanwezig en een prachtig gebouw, met die oude vestiaire en met iemand die voor jou de deur opendoet in plaats van een kaart die biep, biep, biep zegt. Dat soort zaken maken me hyperattaché.
U voelt zich nooit onveilig als u bijvoorbeeld tot ’s avonds laat moet werken?
Neen. Ik voel me zelden of nooit geïntimideerd.
Komt omdat u bokst in uw vrije tijd?
(Lacht) Dat doe ik vooral omdat ik het leuk vind. En om stoom af te laten, mijn agressie te temperen. Het was een van de eerste dingen die ik deed in Parijs: boksers zoeken om mee te sparren.
De sport lijkt aan een remonte bezig. In Brussel oefenen jongeren vaak in parkjes met elkaar, en de clubs zitten vol.
Klopt. En vooral de Engelse variant wint aan populariteit. Want goed voor het hart en minder beschadigend voor het lichaam, in vergelijking met Thais boksen dat meer inzet op het combattieve aspect en het directe contact. In alle culturen komt boksen terug, en telkens draait het om hetzelfde: tucht en respect voor de tegenstander, meer dan in andere disciplines. En die fascinatie wordt niet alleen gedeeld door jongeren, maar ook door dichters, bedrijfsleiders, advocaten – ik ken er verschillende, en met sommigen stond ik al in de ring voor een liefdadigheidsgala.
U zit op de negende verdieping van het gebouw waar ook het Vlaams Belang zijn hoofdkwartier heeft. Zegt u vriendelijk goeiendag als u de lift deelt met Filip Dewinter of Tom Van Grieken?
Uiteraard. En altijd met een grote glimlach. Het zijn niet met mijn beste vrienden, maar het zijn wel heel beleefde buren.
Weten ze dat u de advocaat bent van ‘de man met het hoedje’?
(Knikt bevestigend.)
Wat denkt u van hun ideeën?
Extreem rechts? Ça me dégoûte. Maar ik ga mensen nooit veroordelen. Wel hun ideeën proberen te bestrijden met mijn stem en door te debatteren, of door beneden aan de deur samen een sigaret te roken, grappen te maken. Tegen mijn secretaresse, die gesluierd door het leven gaat, zeg ik altijd: vriendelijk blijven. Toon het goede voorbeeld, verander op die manier de wereld.
Het Vlaams Belang slaat munt uit het polariseren en opzetten van groepen tegen elkaar. Maakt u dat niet angstig als iemand met een gedeeltelijke migratie-achtergrond?
Polarisatie is niet eigen aan het Vlaams Belang. Ook de PS en de MR radicaliseren, net als de werkgeversorganisaties en de vakbonden. Idem voor de centrumpartijen, die steeds hardere standpunten innemen. Iedereen lijkt in hetzelfde bedje ziek. Ik zie daarin het effect van het kapitalisme. En als het Vlaams Belang ooit aan de macht komt, al dan niet met hulp van de N-VA, heb ik voldoende vertrouwen in de rechterlijke macht, die zal toezien op het democratische gehalte van de gestelde wetten.
Tot slot: u verdedigt momenteel een gevaarlijke terrorist. Welke types zijn voor u buitencategorie, te erg om als advocaat voor op te treden?
Niemand, al weigerde ik één keer een zaak: een man die een minderjarig meisje verkrachtte in een straat waar ook mijn dochter vaak passeerde. Hij wilde mij inschakelen, maar ik raadde hem aan een collega te zoeken. Ik voelde mij, door die toevalligheid, niet geschikt om zijn rechten voldoende te verdedigen. J’ai eu vraiment un basculement d’esprit. En dat moet een advocaat nochtans doen: strijden voor zijn cliënt, gaten zoeken in het onderzoek.
Interview verscheen eerder op BRUZZ, het Brusselse stadsmagazine